In het kader van de 'van boer tot bord'-strategie heeft de Europese Commissie als doel gesteld dat in 25 ten minste 2030% van de landbouwgrond in de EU biologisch wordt verbouwd. Dit is een belangrijk onderdeel van de Europese Green Deal. Om dit doel te bereiken is de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe biologische cultivars nodig, en het door de EU gefinancierde LIVESEED-project (verbetering van de prestaties van de biologische landbouw door de inspanningen voor biologische zaden en plantenveredeling in heel Europa te stimuleren) probeerde dit te ondersteunen door het probleem van de beschikbaarheid van biologisch zaad aan te pakken en kwaliteit vanuit verschillende invalshoeken, van marktaspecten tot regelgeving. Het project werd gelanceerd in 2017 en bracht 48 organisaties uit 18 Europese landen samen, waaronder plantenonderzoekers, gewasveredelaars, zaadproducenten, biologische verenigingen en retailers.
Nieuwe benaderingen
Een van de betrokken onderzoekers is Edwin Nuijten, een plantwetenschapper bij De Beersche Hoeve in Nederland, die een deel van het werkplan leidde dat zich richtte op hoe verschillende veredelingsbenaderingen elkaar kunnen ondersteunen en versterken. "Veredeling gaat niet alleen over het produceren van de beste plant voor het beste veld, maar het is ook een proces, we moeten ook rekening houden met de sociale aspecten", zegt hij. Het doel van LIVESEED was om de beste elementen van verschillende benaderingen van plantenveredeling te combineren.
Het consortium identificeerde vier specifieke benaderingen, die worden aangeduid als ecosysteemgebaseerd, community-based, trait-based en corporate-based. Op ecosystemen gebaseerde benaderingen onderzoeken hoe een gewas interageert met en kan bijdragen aan de omgeving. Op de gemeenschap gebaseerde benaderingen hebben een sterke band tussen de veredelaar en telers, waarbij wordt gestreefd naar het maximaliseren van de maatschappelijke waarde voor hen. Op eigenschappen gebaseerde benaderingen streven naar bredere maatschappelijke voordelen door specifieke eigenschappen te verbeteren, zoals het verhogen van de concentratie van essentiële vitamines in gewassen, terwijl bedrijfsgebaseerde benaderingen proberen de winst te maximaliseren en de kosten te minimaliseren. “Deze zijn allemaal waardegedreven, maar hun waarden zijn verschillend”, vult Nuijten aan. "Dit wil niet zeggen dat sommige waarden beter zijn dan andere, maar om te vragen hoe we ze kunnen verbinden zodat ze elkaar versterken en de ecologische en sociale veerkracht vergroten."
Kennisplatform
Het consortium verzamelde informatie over veredelingstechnieken en publiceerde een aantal onderzoekspapers. Meer dan 800 biologische boeren werden geraadpleegd over verschillende aspecten met betrekking tot plantenveredeling en zaadmarkten, en LIVESEED droeg bij aan de uitbreiding van het Organic Farm Knowledge Platform met een speciale sectie over deze thema's. Het LIVESEED-project ontwikkelde ook een routerdatabase op EU-schaal waarmee zaadleveranciers met één enkele invoer aanbiedingen in andere nationale databases kunnen invoeren.
Het team werkt nu aan de implementatie van hun bevindingen en stelt richtlijnen op voor het implementeren van een gecombineerde fokaanpak. De situatie is acuut, aangezien het ontwikkelen van nieuwe gewasvariëteiten een langzaam proces is, en telers nu moeten handelen om zich voor te bereiden op landbouwuitdagingen in de toekomst, zoals strengere beperkingen op het gebruik van pesticiden en een veranderend klimaat. Daarnaast stelt Nuijten vast dat boeren en consumenten worden bedreigd door disfunctioneren in de plantenveredeling en zadenmarkt. “Als je kijkt naar conventionele veredeling, dan domineren twee of drie bedrijven de markt van elke groente en fruit. Als het ene bedrijf zijn fokprogramma beëindigt, zijn boeren volledig afhankelijk van het andere.
“Zelfs voor conventionele landbouw is de situatie niet houdbaar”, legt hij uit. “Biologische zaad- en plantenveredeling kan een kans bieden om na te denken over duurzamere veredelingsmethoden. We moeten veel meer nieuwe alternatieven ontwikkelen, dus deze hulpbron is nuttig voor alle boeren”, zegt Nuijten. “Er wordt vaak gezegd dat biologische voeding te duur is, maar je zou kunnen zeggen dat conventionele voeding te goedkoop is – houd rekening met verborgen kosten en er ontstaat een ander beeld.”