Viskweek en groentekweek zijn goed te combineren: samen kunnen ze een mooie agrofoodketen vormen. Een Mexicaans glastuinbouwbedrijf wil de mogelijkheden voor zo'n circulair systeem verkennen, en liefst ook integreren met algenteelt.
De Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen van Wageningen University & Research onderzocht samen met collega's van Food & Biobased Research en Livestock Research de technische haalbaarheid van deze nieuwe opzet van het bedrijf.
United Farms – Finka in Queretaro, Mexico is een grotere, innovatieve kwekerij met meerdere locaties waar voornamelijk tomaten en komkommers in kassen worden geteeld. Het bedrijf startte een paar jaar geleden samen met WUR, de Algenverbindingen onderzoek waarbij microalgen werden gekweekt op basis van het drainwater uit de kassen. Die algen zouden weer gebruikt kunnen worden als gezond kippenvoer om omega-3 verrijkte eieren te produceren. Het project richtte zich niet alleen op gezonde en duurzame voeding, maar ook op efficiënt gebruik van water.
Is de combinatie groenteteelt – visteelt – algenteelt technisch haalbaar?
Het Mexicaanse bedrijf wil hun water nog efficiënter gebruiken, namelijk door het drainwater uit de kassen ook te gebruiken voor de viskweek (of aquaponics ). WUR-onderzoekers van Plant Research, Food & Biobased Research en Livestock Research sloegen de handen ineen en onderzochten op basis van een desktopstudie of de combinatie groenteteelt – visteelt – algenteelt technisch haalbaar is bij United Farms – Finka.
Uit het onderzoek blijkt dat de combinatie technisch haalbaar is, maar dat de viskweek voor de kas in de keten moet komen, in plaats van erna. Dit heeft te maken met de benodigde waterkwaliteit voor vissen en het efficiënt hergebruiken van nutriënten uit de viskweek voor het gewas in de kas. De algen konden zowel op het drainwater uit de kas als op het water uit de viskweek gekweekt worden. Een eventueel vervolgonderzoek kan dieper ingaan op de economische haalbaarheid en mogelijke businesscases van de keten.
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van Kansen voor morgen , gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.